De witwasregels zijn te ver doorgeschoten

JAN TUERLINCKX | 22 december 2020


Advocaat partner bij Tuerlinckx Tax Lawyers | ITAA opleider antiwitwas | Adviseur en partner bij AMLCO


Van Column Trends

Het kruim van de belastingspecialisten te lande struikelde enkele weken geleden over elkaar op Twitter, naar aanleiding van een arrest van het Hof van Cassatie van 13 oktober 2020. De steen des aanstoots was de bewijslast in witwaszaken. Wie dacht dat er staalhard bewijs moet voorliggen alvorens iemand voor witwassen kan worden aangepakt, heeft het mis. Vertaald in mensentaal bevestigde het Hof dat de rechter een illegaal vermogensvoordeel mag afleiden uit samenhangende, met elkaar overeenstemmende feiten die zo’n voordeel doen vermoeden.

Voor wie de evolutie in de toepassing van de witwaswetgeving heeft gevolgd, is dat niet echt een verrassing. Maar het voelt uiteraard bijzonder onrechtvaardig aan. Het lijkt op een inbreuk op ons eigendomsrecht, en wellicht is het dat ook. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zal zich moeten buigen over de vraag of vermoedens volstaan om in een witwaszaak een verbeurdverklaring te kunnen uitspreken.


Zo langzamerhand is de maximale spanning bereikt, die de witwaswetgeving kan leggen op het financiële bestel.

Het arrest zal als een schokgolf door de financiële sector gaan. Nu al vreest de Europese Bankenautoriteit (EBA) dat de antiwitwasregels te ver zijn doorgeschoten. De laatste jaren hebben de beleidsmakers de duimschroeven verder aangedraaid voor banken die hun cliënten niet goed in het oog houden. Zij kunnen hoge boetes krijgen. Dat zorgt ervoor dat ze niet het minste risico willen lopen. Nog liever verstrekken ze geen diensten meer, weigeren ze cliënten of verbreken ze hun relaties met sommige klanten. Dat kantelpunt is bijna bereikt. De banken staan enorm onder druk. Door te agressieve regelgeving en compliancevoorschriften wordt het kind met het badwater weggegooid.

Die derisking gijzelt bonafide bedrijven en particulieren. In Europa, maar zeker ook in België. Een voorbeeld is dat van Ebury. Die financiële instelling die wereldwijd actief is, biedt een platform aan om internationale betalingen te beheren en uit te voeren. De regulator dwingt het bedrijf zijn antiwitwasbeleid te strenger te maken. Daardoor geeft het de gelden van klanten maar vrij na een opgevoerde screening. Dat brengt bij Ebury lange wachttijden met zich. Een aantal rekeninghouders ziet zich zo met onoverkomelijke problemen geconfronteerd. Voor bedrijven is verrichtingen kunnen doen even belangrijk als voedsel en water voor een mens. De voorzitter van de ondernemingsrechtbank in Brussel is al tussenbeide moeten komen. Ebury kreeg het juridische bevel de overschrijving van alle fondsen te verrichten binnen de 24 uur na de betekening.

Als banken worden belast met verregaande opsporingstaken, zal het arrest van het Hof van Cassatie ertoe leiden dat de zenuwen daar nog meer gespannen staan. De maximale spanning die de witwaswetgeving op het financiële bestel kan leggen, is zo langzamerhand bereikt. Gelukkig zeg ik dat niet alleen, en wordt het niet alleen gedacht door financiële instellingen die het niet hardop durven te zeggen. De Europese Bankenautoriteit, die overigens als diplomatisch te boek staat, zal de kat de bel aanbinden.